Marijke Van Zutphen
Culinaire Huiskamer Bijeenkomsten met gastsprekers en colloquia
copyright 2015 Marijke Van Zutphen
terwijl de objectieve tijdsduur van deze riante verklanking de zeventien minuten amper te buiten ging. En het orkest zinderde daarbij gelijk topensembles op dit gebied als de Berliner- en de Wiener Philharmoniker, om slechts twee keurtroepen te noemen waarmee Haitink met vaste regelmaat als gast optreedt en waarmee bovendien de vriendschappelijke banden onafgebroken zeer innig waren en zijn. Dit in tegenstelling tot met het Koninklijk Concertgebouworkest. De relatie daarmee is, als gevolg van wat we maar communicatieproblemen van beide kanten zullen noemen, zo bekoeld geraakt dat het onwaarschijnlijk lijkt dat Haitink daar ooit nog zijn opwachting zal maken. Met dien verstande dat het natuurlijk jammer is dat het orkest in kwestie zich bepaald niet als de wijste partij heeft betoond door, althans tot op heden, het subtiele maar niettemin moeilijk te loochenen verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen duidelijk niet heeft kunnen maken. ‘Terriër’ Om nog een andere reden was de komst van Haitink naar ons land hoogst memorabel. En wel om dat die gelegenheid is aangegrepen het hierboven genoemde boek te laten verschijnen waarin de gelauwerde dirigent er alle rust voor neemt op zijn leven als musicus in het algemeen en zijn ervaringen als dirigent in het bijzonder terug te blikken. Aan de vooravond van het zonet gesignaleerde en spraakmakende concert, waarop behalve Wagner tevens Bergs Sieben Frühe Lieder en Mahlers Vierde symfonie tot klinken kwamen, werd het boek in kwestie in besloten kring gepresenteerd, waarbij de auteur, de dankzij de voortreffelijke biografie van Willem van Otterloo (klik hier voor de recensie) bekende historicus Niek Nelissen, het eerste exemplaar aan Haitink overhandigde. De laatste stak op zijn beurt zijn enthousiasme over het uiteindelijke resultaat niet onder stoelen of banken en maakte er daarnaast allerminst een geheim van dat Nelissen zich “als een terriër” in de materie had vastgebeten om, zoals dit een doorwinterde geschiedkundige betaamt, alle feiten boven water te krijgen. Dat Haitink met deze uitgave akkoord is gegaan is op zich overigens opmerkelijk. Immers, niet alleen is de eerste en door de Engelsman Simon Mundy vervaardigde (en ook in het Nederlands vertaalde) wat saai overkomende biografie geen daverend succes, het door de twee hoogleraren (sic!) Jan Bank en Emile Wennekes geschreven boek ‘De klank als handschrift’ is zelfs – en dit zowel in inhoudelijk als taalkundig opzicht - regelrecht broddelwerk, een publicatie waar Haitink zich dan ook, zeer terecht, in alle toonsoorten van distantieerde en waaraan hij op geen enkele wijze meer aan herinnerd wil worden. Maar Nelissen heeft als geen ander voor hem het vertrouwen van Haitink weten te winnen, die op zijn beurt gaandeweg onder de indruk moet zijn geraakt van de ernst, toewijding en gewetensvolle voorbereiding van eerstgenoemde. Zoveel is namelijk duidelijk en dat is dat Nelissen bepaald niet over één nacht ijs is gegaan, integendeel. Want de inhoud van “Als je het een beroep kunt noemen” (een zeer treffende titel omdat dit een voor Haitink buitengewoon karakteristieke uitspraak is) is de uitkristallisatie van zeventien intensieve gesprekken en maar liefst negen uitvoerige ‘reparatie interviews’ om hiaten op te vullen.
2